Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Roland De Beule  

wiskundige duizendpoot

 

Roland

De Beule

Ik kende Roland alleen van zijn drie boeken over het Zils dialect: Een Afel Zilse Woord’n, Tusse Keizerz en den Bookhammer en natuurlijk ook De Gruete Zilsen Dieksjonneier. Boeken die hij samen met zijn boezemvriend Karel Van Malderen schreef.
Alleen dat gegeven leek me interessant genoeg om eens af te zakken naar ’t Boerestratsjen ofte de Sint-Antoniusstraat en tijdens onze babbel ontdekte ik dat Roland veel meer in zijn mars heeft dan alleen wat Zilse vokkabuleier.
Roland is een echte duizendpoot, en dan nog wel ene met stamboom.

Roland twee jaar

 

Roots
De eerste bladzijde van het boek ‘Roland De Beule’ werd geschreven op 19 augustus 1947.

Roland is het enig kind van Albert De Beule en Alice Vael. Albert had in zijn leven carrière gemaakt bij de Kredietbank en is in het directiecomité ervan met pensioen gegaan. Zijn moeder was gewoon huisvrouw en ze kon koken als de beste. In 1948 bouwden zijn ouders hun huis in ’t Boerestratsjen en daar heeft hij heel zijn jeugd gewoond.

Ik was wel kind alleen, begint Roland, maar eigenlijk had ik zes broers. De helft van mijn jeugd heb ik bij de Raemdoncks doorgebracht. Avil Raemdonck, schrijnwerker en zijn vrouw Julia hadden zes zonen, ik was de zevende.

Ik heb daar, bekent Roland, een zalige jeugd gehad. Als er te werken was, werd ook ik ingeschakeld, maar voor kinderen is een schrijnwerkerij een paradijs. We knutselden van alles en nog wat, bouwden circussen met heuse trapezes en noem maar op. Onvergetelijk!

  Roland bij de sint
Roland in de kleuterklas
Kleuterklas Heilig Hartplein 1952
Juffrouw Maria Van Hecke had zo maar eventjes 40 mannekes onder haar vleugels. Je vindt Roland op de voorlaatste rij, tweede van links.
Bemerk dat in die jaren ook in het kleuteronderwijs gemengd onderwijs nog niet bestond. Wie kent deze pagadders nog?
School    

Na mijn universiteit op ’t Heilig Hartplein kozen mijn ouders voor de gemeenteschool. Ik snapte dat niet want mijn andere broers gingen naar ’t Kapellestraatje.
De gemeenteschool was een toffe tijd. Henri van Daele zat in mijn klas en we concurreerden om het eerste artikel in de Gazet van Zele te schrijven. Een wedstrijd die ik jammer genoeg verloor.
Op mijn twaalf jaar moest ik naar het Heilig Maagdcollege in Dendermonde. Drie jaar volgde ik de Latijnse en op het einde van het derde jaar overtuigde de superior mijn ouders om de laatste drie jaren over te stappen naar de Wetenschappelijke B. Dat was een nieuwe richting waar het accent op wetenschappen lag en je iets minder wiskunde kreeg.
Die richting werd door de mannen van de Latijnse en de Wetenschappelijke A als minderwaardig beschouwd en ze keken dan ook minachtend op ons neer. Dat maakte van onze klas rebellen. We staken letterlijk van alles uit tot het vrijlaten van de varkens van het college. Die beestjes werden vetgemest met het overschot van de keuken.

 

En onze actie had succes want we haalden de regionale pers met een foto van de superior die achter de varkens aan zat. We scoorden echt met onze acties, lacht Roland.

Ook was het een vrij lucratieve periode, gaat Roland verder, want iedere dag zat onze boekentas vol chocoladerepen van het merk Jacques: met melk, met nootjes, met pistache… We verkochten alles aan de internen en ons handeltje marcheerde ongelooflijk. Op een zekere dag hadden ze dat op school in ’t snotje en werden er automaten geplaatst. Dat was geen probleem, want we dealden dan aan dumpingprijzen zodat ons cliënteel verzekerd bleef.

En voor de rest waren we die tijd aartslui. Ik kan me niet herinneren, zegt Roland, dat ik thuis ooit een boek heb open gedaan. Ik studeerde op de bus en ik had het geluk dat die rondreed langs Hamme-Zogge en Grembergen. Ik zeurde voor de rest nog 5% en zo behaalde ik mijn diploma secundair en deed ik mijn maturiteitsexamen voor wiskunde.

Wiskundige formules   Unief
Kiezen op mijn achttiende was niet makkelijk. ’t Was een beetje kiezen tussen de pest en de cholera. Uiteindelijk is het dan wiskunde geworden. Mijn ouders vonden dat ik best een voorbereidend jaar deed en in Brussel was er zo een school. In de vakantie ben ik met een kameraad dan naar Brussel gespoord om me te laten inschrijven. In Brussel zijn we die dag geraakt, in die school niet. Pas later hebben we ons ingeschreven en heel veel lessen hebben we daar gebrost. Met pokeren en gitaar spelen aan Manneke Pis verdienden we toen genoeg geld om van Brussel met volle teugen te genieten. Dat was echt een jaar uit de duizend.
En dan mocht ik naar de unief. Ik wou twee dingen: op kot én naar Leuven en ik kreeg dat thuis verkocht. Dat eerste jaar in Leuven was een memorabel jaar: boemelen en brossen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat ik in juni flagrant gebuisd was. In allerijl ben ik dan cursussen gaan zoeken en in de vakantie volop beginnen blokken. Ik slaagde in de tweede zittijd met onderscheiding. Mijn frank was blijkbaar gevallen en zo ben ik stilletjes aan tot de jaren van verstand gekomen en blokte ik tijdens het jaar wel. Ik moet blijkbaar een late roeping geweest zijn, lacht Roland.
Leuven was al bij al een zalige tijd. Er was nog een leven naast college volgen en blokken. Gitaar spelen bijvoorbeeld, vervolgt Roland, het waren de gloriejaren van ‘The Shadows’ en al zeg ik het zelf, ik kon aardig mijn plan trekken op de elektrische gitaar. Met ons kot hadden we een bandje en op feesten in de Alma gingen we dan optreden en daarna… je weet wel.
 

Ook voor de meisjes hadden we de nodige aandacht. De eerstejaars zaten allemaal verplicht op peda. En zo’n gebouw met allemaal meisjes, dat was voor ons één groot snoepkraam. Een leuke wedstrijd was altijd de peda binnendringen en om ter meest deuren opengooien voor je werd buitengesmeten.

Het einde van de jaren zestig was ook een woelige periode in Leuven. Iedere vrijdag gingen we naar de cinema en om een uur of elf hadden we steevast een afspraak om te gaan betogen. Dat was dan boel met de gendarmen en om halfeen, na wat kat- en muisspelletjes, gingen we pottenpakken. Op mijn kot had ik een kassei onder een stolp, een souvenir van een betoging in de Naamse straat. Het was ook de periode van mei ’68 en die erfenis heb ik heel mijn leven meegedragen. Ik was een soixante-huitard en gezag en ik, dat is altijd een slechte combinatie geweest.

Leger
Eens afgestudeerd moest ik naar ’t leger. Ik koos voor een KRO (Kandidaat Reserve Officier) bij de luchtmacht. Na mijn opleiding werd ik gedetacheerd naar de meteorologische dienst in Wezenbeek-Oppem. Het weer voorspellen is enorm moeilijk en zeer complex, zegt Roland. Ik heb dat jaar erg veel geleerd en ook wetenschappelijke artikels gepubliceerd. Dat was boeiend maar ook plezant.

We hadden als KRO de wedde van luitenant en ik denk dat er weinig restaurants in het Brusselse waren die we niet bezocht hebben. Het jaar nadien kreeg ik wel een belastingsbrief om u tegen te zeggen en gelukkig heeft mijn pa die betaald, want ik had alles opgesoupeerd.

  Roland als soldaat
Roland aan de computer   Roland op een klasfoto   karate
Onderwijs    
Ik heb enige tijd met het idee gespeeld om na het leger te doctoreren in de astrofysica, maar bij nader inzien leek me dat veel te theoretisch en iedere dag van 8 tot 5 tussen vier muren lezen en aan onderzoek doen, nee, dat zag ik echt niet zitten, zegt Roland. Ik heb dan resoluut voor het onderwijs gekozen.
Na een interim kwam ik in Don Bosco in Zwijnaarde terecht waar ik de rest van mijn schoolloopbaan les heb gegeven. In mijn beginperiode heb ik naast wiskunde ook nog natuurkunde en meetkundig tekenen gegeven, maar vrij snel gaf ik alleen wiskunde in de hoogste jaren van de Latijn-Wiskunde en de Wetenschappelijke A.
Toen de PC zijn intrede deed, was ik onmiddellijk gebeten door dat nieuwe medium en ik was een van de eersten die op dat karretje sprong. Zelfs op de unief en in het leger had ik al op een IBM-computer gewerkt. Vooral programmeren vond ik boeiend. Samen met iemand van ons schoolsecretariaat die heel goed op de hoogte was van de schoolwetgeving heb ik software geschreven om de communicatie tussen de school en het ministerie vlot te laten verlopen. Die software werkte prima en tot voor twee jaar is deze ook gebruikt. Mijn laatste jaren gaf ik maar 14 uur les meer en was ik voor de rest vrijgesteld om de software te onderhouden plus netwerkbeheerder te spelen van 50 MAC’s.
 

In onze Don Boscoschool is iedere leraar verplicht aan sport te doen. Als er nu iets is waar ik een grondige hekel aan heb, bekent Roland, dan is het sport. Ik heb in mijn leven nog nooit meer dan 2 minuten voetbal gezien. Eén uitzondering: karate. In de vijf jaren dat ik in Leuven studeerde had ik daar mijn zwarte gordel behaald. Samen met mijn collega en goede vriend Karel Verleyen heb ik dan op school een karateclub opgericht en twee middagen per week leerden we de leerlingen karate.
Ik heb in mijn leven verschillende mooie aanbiedingen gekregen om in de privé te gaan werken en financieel zou dat een pak beter betaald geweest zijn, maar ik heb daar altijd feestelijk voor bedankt, zegt Roland.

In het onderwijs heb je naast de school nog tijd voor andere dingen en in de privé heb je die ruimte niet. Ik heb les gegeven tot mijn 63 jaar én, voegt hij er aan toe, met mijn volle goesting!

Lesgeven dat was echt mijnen dada. Ik deed dat echt graag, ook al was ik een handelsreiziger met een ambetant product. Wiskunde is nu eenmaal voor velen niet hun lievelingsvak, maar ik lukte er vaak in dat kinderen ondanks hun aversie voor het vak toch graag naar mijn les kwamen.

Zoon Thomas  
Huwelijk
Mijn eerste vrouw heb ik leren kennen op een betoging in Leuven. We zijn samen nat gespoten en samen opgedroogd. In 1973 zijn we getrouwd en bouwden we een huis in de Eekstraat. Samen hebben we twee zonen: Thomas (1978) en Pieter (1981). Na 17 jaar huwelijk hebben we daar een streep onder getrokken, zegt Roland, het type leven waarvan ik droomde, was niet te verwezenlijken met mijn eerste vrouw. Ik heb toen Elke Hoste leren kennen en inmiddels zijn we al meer dan 20 jaar getrouwd. Ook zij heeft twee kinderen uit haar eerste huwelijk en al bij al botert het prima met ons en de kinderen. En, glundert Roland, ik heb nu al vijf kleinkinderen. Na de dood van zijn ouders heeft hij het ouderlijk huis serieus gerenoveerd en zo woont hij nu terug op zijn vertrouwde stek, het Boerestratsjen.
  Zoon Pieter
topmagazine  

Schrijven
Roland heeft ook een aantal boeken op zijn actief. Hoe ben je daar ingerold?, vraag ik hem. O, antwoordt Roland, dat komt door mijn collega Karel Verleyen. Naast leraar was hij ook hoofdredacteur van Topmagazine, een tijdschrift van de abdij van Averbode met als doelpubliek jongeren uit het middelbaar. En hij zocht nog redacteurs voor wetenschappelijke artikels.

Met mijn zotte kop heb ik toen ‘ja’ gezegd, vertelt Roland, en dat eerste artikel heeft me bloed, zweet en tranen gekost. Ik heb daar enorm lang aan gewerkt en voor ik het durfde insturen heb ik het aan iedereen in mijn kennissenkring die kon lezen en schrijven, laten lezen. Maar dat moet in de smaak gevallen zijn en binnen de kortste keren zat ik in de redactieraad en schreef ik artikels over wetenschappen en fotografie (nog zo’n hobby van mij) plus deed ik ook nog de coördinatie van alle andere wetenschappelijke artikels.

Dat was een vrij goed betaalde bijverdienste én die redactieraad was ook een super leuke bende. Om de veertien dagen vergaderden we bij iemand thuis en dat was altijd met uitgebreid tafelen en pinten pakken. Maar het schrijven was vaak nachtwerk. Alles gebeurde toen nog met de schrijfmachine en je artikels en je foto’s stuurde je op per post. Dat was dus een constant gevecht met deadlines. Topmagazine was echt een blad dat gelezen werd. We hadden in onze glorieperiode om en bij de 120 000 abonnementen en dat betekende toch iets. Als reporters van Topmagazine geraakten we overal binnen. Eén telefoontje volstond.

boek zelf progammeren   boek chip chip hoera   het europees ruimteavontuur   boek ontdek ons industrieel erfgoed   boek van rooksignaal tot gsm   boek het soepblik van napoleon

Naast Topmagazine heb ik ook geschreven voor Kijk Uit, Blikopener, Reflector en ben ik 5 jaar lang hoofdredacteur geweest van ‘Knack op school’, een bijlage van Knack die zich richtte tot adolescenten.

En zo, gaat Roland verder, raak je stilaan bekend in het uitgeverswereldje en de boeken die ik geschreven heb, zijn er meestal gekomen op vraag van uitgevers. ‘Zelf programmeren’ en ‘Chip Chip Hoera’ zijn boeken geschreven in de prehistorie van het PC-gebruik.

Het boek ‘Het Europees ruimteavontuur’ (1993) vertelt over het ESA (European Space Agency). Dat was een boeiende tijd, herinnert Roland zich, ik heb toen alle toplui van het ESA mogen interviewen en was zelfs aanwezig op een lancering van de Ariane-raket.

 

In ‘Ontdek ons industrieel erfgoed’ (2000) beschreef ik negen wandelingen langs het industriële verleden in Vlaanderen. ‘Van rooksignaal tot gsm’ (2004) schreef ik samen met andere auteurs in opdracht van het Davidsfonds en handelt over de geschiedenis van de communicatie.

Mijn laatste wapenfeit is ‘Het soepblik van Napoleon’. Dat boek vertelt doorheen 25 bekende gerechten het fascinerende verhaal van Europa. Dat boek schreef ik samen met Jeroen Bert.
Voor alle boeken heb ik serieus wat research moeten doen, maar dat maakt het op zich boeiend. Hoe oud je ook bent, je leert altijd iets bij. Aan dat soepblik van Napoleon bijvoorbeeld hebben Jeroen en ik meer dan twee jaar gewerkt. Dat was zowel inhoudelijk als culinair een leuk avontuur.

groepsfoto scouts 1961
Groepsfoto van de scouts ergens rond 1960
1. Paul Van Mossevelde - 2. Robert Van Den Abbeele - 3. Piet Cleen ? - 4. Paul Symoens - 5. Paul Raemdonck - 6. Roland De Beule - 7. Etienne De Leenheer - 8. Oscar De Beule - 9. Luc Huysman - 10. Albert Vael - 11. François Boeikens - 12. Leon Van Lokeren - 13. Luc De Varé - 14. Herman Janssens - 15. René Oste - 16. Marc Van Cauteren - 17. Paul Van Driessche - 18. Toon Herreweghe - 19. Monique De Cock - 20. René De Smet - 21. Frans Van Wiele - 22. De Leenheer - 23. Johan Van Langenhove - 24. Eric Willockx - 25. Francis De Smet - 26. Filip Vermeiren - 27. Luc Van Acker - 28. Dirk Van Acker - 29. Jan De Kesel –
logo van de scouts  

Scouts
‘Scouting is a way of life’ heb ik ooit ergens gelezen en ik denk dat dat helemaal op het lijf van Roland geschreven is. In heel mijn interview komt hij regelmatig terug op de scouts. Ik denk, zegt Roland, dat ik tien jaar was toen ik tijdens een dorpsspel bij de scouts geraakt ben. Ik mocht onmiddellijk de overgang meemaken van welp naar jongverkenner. Ik heb bij de scouts een hele carrière gehad: verkennerleider, groepsleider, oudercomité en nu oud-scout. Ja, zegt Roland, scout is een levenshouding, leren je plan trekken, initiatief nemen, zorg dragen voor de natuur, verantwoordelijk zijn, zorgen voor van alles en nog wat, je inzetten, dienstbaar zijn, aandacht voor anderen, teamspirit...

  de vierwies
logboek  

Ik heb nog de tijd gekend van de Vierwies (een oud cafeetje dat op de kruising van de Neereinde- en de Waterstraat stond). In het café zaten de welpen, de jongverkenners op zolder en de verkenners in de stal. Die tijd had iets magisch, mijmert Roland, iets vrij, iets ongeschonden. Wetten en reglementen moesten nog worden uitgevonden en de Waterstraat was gewoon een aardeweg. Als we thuiskwamen, zaten we iedere keer onder de modder.

Maar zonder dat we het wisten, hebben we enorm veel geleerd bij de scouts. Op kamp gaan, dat was de mooiste periode van het jaar. Samen alles organiseren, verantwoordelijkheid opnemen, koken voor tien man op een houtvuur, alles sjorren, in bomen kruipen… Rolands ogen fonkelen als hij erover vertelt. Nee, zegt Roland, de scouts was de grote passie in mijn leven en ik heb er een grote vriendenkring aan over gehouden. We zien elkaar regelmatig en op zo’n samenkomsten komen de verhalen uit die zalige tijd van toen weer boven. Dat is soms lachen, gieren, brullen.

Heb je zo nog anekdotes uit die tijd? vraag ik hem. O, antwoordt Roland, er zijn er zo veel. Marc Engelbeen was een hopman die erg graag snoepte. Voor we op kamp vertrokken, hadden we bij de apotheker laxerende snoepjes gekocht en op kamp hadden we die in mijn auto gelegd. Die kerel heeft toen de dapperste tijd van zijn leven beleefd. Iedere dag moest hij meer dan 10 keer naar den HUDO (scoutsterm voor het toilet op kamp, afkorting van ‘Houd Uw Darmen Open’) en wij zwegen als vermoord.

In 1997 heb ik ‘Logboek met ezelsoren’ geschreven. Een terugblik op 65 jaar scouting in Zele. De opbrengst van het boek ging naar Poverello. Scouting is werkelijk een deel van mijn leven. Ook mijn twee zonen zijn bij de scouts geweest en mijn kleinkinderen zullen geen keuze hebben of ze krijgen geen nieuwjaar, lacht Roland.

Toneel
Scouts en oud-scouts speelden regelmatig toneel om wat zaad in 't bakske te krijgen - Beeld uit 1983
1. Godfried Verheirstraeten - 2. Piet Verbeeck - 3. Marleen Van Malderen - 4. Paul Raemdonck - 5. Vincent De Donder - 6. Hilde Van Driessche -
7. Karlijn Joos - 8. Geert De Kegel - 9. Mich Van Driessche - 10. Lut Laget - 11. Els Goossens - 12. Peter Van der Borght - 13. Annette De Brouwer -
14. Carlos Van Den Eeckhout - 15. Roland De Beule

Karel Van Malderen en Roland De Beule

 

Al lank aa
Samen met Karel Van Malderen heeft Roland drie boeken over het Zilse dialect gepubliceerd.

Dat idee, vertelt Roland, is gegroeid tijdens een van onze wandelingen. We vonden dat er zo veel mooie woorden waren in ons Zils dialect en dat de jeugd die niet meer kende. Tussen pot en pint is toen het idee gegroeid om een Zils lexicon samen te stellen vooraleer die prachtige woordenschat naar de zolder van ons taalgebruik verhuisde.

We kenden natuurlijk zelf heel wat woorden en ook onze vriendenkring deed een stevige duit in het zakje, maar door een oproep te publiceren in de Gazet van Zele kreeg ons idee meer bekendheid. En we kregen een heleboel reacties. Soms een blad vol, soms een enkel woord op een bierkaartje geschreven, maar zo kregen we stilletjes aan een hele waslijst Zilse woorden en uitdrukkingen.

We verdiepten ons ook in de Zeelse grammatica en zochten een passende zin bij elk woord. Daarnaast focusten we ook op het Bargoens, een taaltje dat tot rond 1830 werd gesproken op de Kouter en de Zandberg. En zo publiceerden we in 1996 ons eerste boek ‘Een Afel Zilse Woord’n’.

boek een afel zilse woorden   boek tussen keizers en den bookhammer   de grote zilsen dieksjoneir

In 1998 pakten Karel en ik dan uit met een tweede boek ‘Tusse Keizerz en den Bookhammer’ waarin we focusten op oude plaatsnamen en Zeelse vaktermen van bakkers, metsers, schrijnwerkers, smeden, boeren en beenhouwers.

Maar onze verzameling groeide alsmaar en in 2004 kwam er dan ‘De Gruete Zilsen Dieksjonneier’ waarin zo maar eventjes 1300 Zilse woorden terug te vinden zijn alsook een uitgebreid woordenboek van het Bargoens.

We zijn blij dat we onze rijke Zilse woordenschat hebben vastgelegd voor het nageslacht. Voor ons was het een heuse uitdaging, maar dan een waar we samen verdomd veel plezier aan beleefd hebben. Ik mag, vult Roland aan, onze derde man zeker niet vergeten: Steve Michiels. Onze drie uitgaven heeft hij met prachtige, sprankelende tekeningen geïllustreerd.

Fotografie
Ja, fotograferen is ook een van mijn hobby’s, gaat Roland verder. Die microbe heb ik opgedaan bij Etienne De Smedt. Via de scouts was ik bevriend met zijn zoon Luc en ik kwam daar veel aan huis. Etienne heeft me al zijn geheimen verteld en me leren fotograferen. Ook in de donkere kamer leerde hij me de trucs om negatieven te ontwikkelen. Ik ben die man oneindig dankbaar.

Dat fotograferen heb ik goed kunnen gebruiken voor Topmagazine waar veel van mijn foto’s gepubliceerd werden en waarin ik ook veel artikels schreef over fotografie. Toen de digitale fotografie op de markt kwam, ben ik op dat karretje gesprongen.

Al mijn foto’s bewerk ik met Photoshop, ook al doen sommigen daar minachtend over. Het is mijn manier van fotograferen en ontwikkelen.

  Knappe foto van de Eiffeltoren in Parijs
Roland als kok bij Poverello  
Koken
Een andere passie is koken, vervolgt Roland. Mijn grootmoeder heeft gekookt in de grote hotels in Oostende en mijn grootvader was een tijdje patissier op de Red Star Line. Er moet dus iets culinairs zitten in onze genen want ook mijn moeder was een echte keukenprinses. Bij ons thuis werd er veel belang gehecht aan goed eten en als kind moest ik ieder weekend mee op restaurant, al was dat soms dik tegen mijn goesting, bekent Roland.
Die liefde voor het koken heb ik dus met de moedermelk mee gekregen. Ik heb nooit een of andere cursus gevolgd, ik ben ook op dit vlak een echte autodidact. Thuis sta ik iedere dag aan de kookpot, noem het de nieuwe man als je wil, maar ik doe dat gewoon graag en ik kan me daarin uitleven. Met drie koppels hebben we ‘Kasserol' in het leven geroepen. Regelmatig koken we samen en nodigen we een gast uit en dat zijn keer op keer avonden om naar uit te kijken, zegt Roland. Met ‘Kasserol' bezoeken we ook tentoonstellingen en maken we eens per jaar een culturele reis. Ook voor het boek ‘Het soepblik van Napoleon’ tekende ik volledig voor de culinaire inbreng in het boek.
Sinds ik met pensioen ben, ga ik iedere maandag koken voor Poverello in Gent. Edwald Raemdonck, mijn vroegere buurjongen, is die dag verantwoordelijk voor de maandagploeg. Om negen uur komt daar een ploeg vrijwilligers van 10 à 15 man. Francis en ik zijn de koks en wij zorgen voor soep, een hoofdgerecht en een dessert voor 90 à 100 man. Op maandag hebben we meestal geluk want dan is het dessert vaak een patéke. Patékes die de Gentse bakkers in het weekend niet verkochten. De mensen betalen 1 euro voor de maaltijd en krijgen er bovenop nog een brood mee naar huis. Dat is serieus gas geven op maandag, zegt Roland. Soep, hoofdgerecht en dessert klaarstomen voor zoveel mensen, dat is geen schapenwachten en mijne rekker is af als ik thuis kom. Maar ik doe dat graag!
Pensioen

Sinds 2010 is Roland met pensioen, maar zo ziet hij het niet.
Ik geef geen les meer, zegt hij, maar ik ben niet met pensioen.
Ik ben nog bezig met van alles en nog wat en lege tijd is iets wat ik niet ken.
Ik pak het nu wat rustiger aan, maar daar is niks mis mee.
Ik heb hobby’s en passies genoeg en voor de rest lees ik nog veel.
Ook ligt er altijd een boek over wiskunde op mijn bureau. Oude liefde roest nu eenmaal niet.
En af en toe krijg ik van een van mijn kinderen een wiskundige vraag waarvoor ze geen oplossing vinden.
Daar mijn tanden eens inzetten, dat houdt me jong.

En hoe kijk je op dat alles terug? vraag ik hem tot slot.
Heel simpel, antwoordt Roland, ik ben er altijd in geslaagd om wat ik doe, graag te doen.
Niets meer, niets minder. En dat is gewoonweg: ZALIG!

Met deze woorden indachtig neem ik afscheid vn Roland.
Afscheid van een man die zijn licht niet onder de korenmaat gezet heeft.
Bedankt voor onzen babbel, de koffie en de neut.

Mark de Block
30-I-2016


© Mark De Block

Thuiskomen